In het oude Rome was het gebruikelijk om jezelf te identificeren met behulp van letters. Dit deden de Romeinen door middel van een systeem genaamd “nomenclatuur”, waarbij ze hun naam lieten volgen door verschillende letters die aangaven wie ze waren en tot welke familie ze behoorden.
Deze letters werden meestal afgeleid van de namen van hun voorouders, waardoor ze een soort stamboom creëerden die hun afkomst illustreerde. Zo kon een Romeinse burger bijvoorbeeld worden aangeduid als “Gaius Julius Caesar Octavianus”, waarbij “Gaius” zijn eigen naam was, “Julius” de naam van zijn vader en “Caesar” de naam van zijn familie.
Deze systeem van letters werd niet alleen gebruikt voor officiële documenten en inscripties, maar ook in het dagelijks leven. Het was een manier om te laten zien tot welke sociale klasse je behoorde en om je te onderscheiden van anderen.
Daarnaast werden er ook initialen gebruikt om mensen met dezelfde naam van elkaar te onderscheiden. Zo kon een Romeinse burger met de naam “Marcus” worden aangeduid als “M. Tullius Cicero” en een andere met dezelfde naam als “M. Licinius Crassus”.
Kortom, het gebruik van letters en initialen was een belangrijk onderdeel van de identiteit van een Romein in het oude Rome. Het hielp hen om hun afkomst en sociale status aan te geven en om zich te onderscheiden van anderen in de samenleving. Het was een systeem dat zorgvuldig werd gevolgd en dat een belangrijke rol speelde in het leven van de Romeinse burgers.