Op 30 maart 1981 werd de Amerikaanse president Ronald Reagan het slachtoffer van een aanslag. De aanslag vond plaats in Washington D.C., vlak bij het Washington Hilton Hotel, waar Reagan een toespraak zou houden.
De dader van de aanslag was John Hinckley Jr., een verwarde man die geobsedeerd was door de actrice Jodie Foster en die hoopte dat zijn daad haar aandacht zou trekken. Hinckley vuurde zes schoten af op Reagan met een pistool, waarvan er één de president in zijn borst raakte. Reagan werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht en onderging een operatie om de kogel te verwijderen. Gelukkig overleefde hij de aanslag en herstelde volledig van zijn verwondingen.
De aanslag op Reagan zorgde voor grote opschudding en angst in de Verenigde Staten. Het was de eerste keer sinds de moordaanslag op president John F. Kennedy in 1963 dat een zittende president het doelwit was van een moordaanslag. De gebeurtenis leidde tot strengere beveiligingsmaatregelen voor de president en andere hooggeplaatste politici.
Het puzzelwoord dat gezocht wordt voor deze gebeurtenis is ‘Reagan’. De aanslag op de Amerikaanse president in 1981 is een belangrijk moment in de geschiedenis van de Verenigde Staten en herinnert ons eraan dat zelfs de machtigste leiders niet immuun zijn voor geweld en terrorisme.